Hoe kun je je taal en woordenschat verbeteren?
Elk blok van taal is verdeeld in 2 hoofdstukken. In elk hoofdstuk leren we spreken/luisteren, taalbegrip, woordenschat en woord- en zinsbouw. De taaltoets bestaat uit 2 onderdelen: woordenschat en woord-en zinsbouw. Hier vind je alle toetsdoelen van het hele schooljaar.
Woord en zinsbouw is vaak erg moeilijk. Veel oefenen is belangrijk. Je kunt oefenen op 3 verschillende niveaus: remediëren, herhalen en plus. Kies de juiste oefening uit en ga aan de slag! (Antwoorden vind je in de klas)
Ter voorbereiding van de toets maken wij les 5 en 10 als oefentoets. Les 5 is altijd de oefentoets voor woordenschat en les 10 is de oefentoets voor woord-en zinsbouw. Alles wat je nodig hebt per blok, vind je hieronder!
Succes!
Blok 1.
Woord en zinsbouw blok 1 hoofdstuk 1: ontleden van zinnen
In hoofdstuk 1 van blok 1 1 oefenen we met het ontleden van zinnen. We leren de zinnen in juiste zinsdelen verdelen en we leren zoeken dan naar: persoonsvorm, onderwerp, gezegde en lijdend voorwerp. HIER vind je een instructiekaartje.
Blok 1 hoofdstuk 1 remediëren
Blok 1 hoofdstuk 1 herhalen
Blok 1 hoofdstuk 1 herhalen
Ben je heel goed in taal en vind je het leuk om moeilijkere en uitdagendere opdrachten te maken? Dan vind je hier nog leuke extra opdrachten!
Woord en zinsbouw blok 1 hoofdstuk 2: woordsoorten
Elk woord hoort bij een woordsoort. Die woordsoorten kun je benoemen. Op dit schema hieronder kun je heel duidelijk zien welke woordsoorten er allemaal zijn.
Hier vind je oefenbladen op alle niveaus:
Blok 1 H2 remedieren
Blok 1 H2 Herhalen
Blok 1 H2 Plusblad
Blok 2.
Woordenschatwoorden taal blok 2
Woord en zinsbouw blok 2 hoofdstuk 3: leestekens
In dit hoofdstuk oefenen we met het juist toepassen van leestekens.
Hier kun je op verschillende niveaus oefenen:
Blok 2 H3 verrijken ws en wzb hier zit ook woordenschat in!
Woord en zinsbouw blok 2 hoofdstuk 4: zinsontleden samengestelde zinnen
Hier kun je op verschillende manieren mee oefenen:
Blok 3!
Hier vind je alle woordenschatwoorden die je aan het eind van blok 3 moet kennen:
Woordenschatwoorden taal blok 3
Via deze werkbladen kun je oefenen:
Verrijken blok 3 deel 1 (ook woord en zinsbouw)
Verrijken blok 3 deel 2 (ook woord en zinsbouw)
Woord en zinsbouw blok 3 hoofdstuk 5:
Bij “er-zinnen” heeft het woord “er” de plaats van het onderwerp naast de persoonsvorm ingenomen. Het is handig om van zo’n zin een zin zonder “er” te maken, zodat het echte onderwerp zijn plaats naast de persoonsvorm weer inneemt.
Hieronder kun je oefenen met deze zinnen:
Woord en zinsbouw blok 3 hoofdstuk 6:
Een verwijswoord maakt een tekst levendiger en vlotter. Er zit ook een risico aan verbonden! Misschien kun je je vergissen in waar het verwijswoord naar verwijst! Ook kun je zelf misschien eens een verkeerd verwijswoord gebruiken.
Oefenen maar!:
Blok 4!
Hier vind je alle woordenschatwoorden die je aan het eind van blok 4 moet kennen:
Woordenschatwoorden taal groep 8 blok 4
Blok 5!
Hier vind je alle woordenschatwoorden die je aan het eind van blok 5 moet kennen:
Woordenschatwoorden taal groep 8 blok 5